In het orkest worden de volgende instrumenten bespeeld: mandoline (1e en 2e), mandola, mandolon-cello, gitaar en contrabas.
De mandoline is de zogenaamde Napolitaanse mandoline, het (meestal) diep gewelfde snaarinstrument met korte hals, voorzien van 4×2 stalen snaren in de stemming g, d, a, e. Het instrument wordt bespeeld met een plectrum.
De mandola is de “grote broer”van de mandoline en precies een octaaf lager gestemd.
De mandolon-cello is weer groter dan de mandola en een kwint lager gestemd (c,g,d,a).
De gitaar die in het orkest bespeeld wordt, is de Spaanse of klassieke gitaar. Deze met 6 snaren bespannen gitaar wordt met de vingers (en nagels) bespeeld.
Ter versterking van het lage register wordt de contrabas gebruikt, die zowel gestreken als getokkeld bespeeld wordt.